14 maart 2025 – Ontwikkelingen m.b.t. de ZZP-discussie
De Hoge Raad heeft eind februari jl. een belangrijke uitspraak gedaan in de Uber-zaak over de vraag wanneer iemand als werknemer of als opdrachtnemer moet worden aangemerkt. Deze uitspraak sluit aan op het eerder gewezen ‘Deliveroo’-arrest uit 2023, waarin een toetsingskader werd gegeven voor het beoordelen van arbeidsrelaties. In de Uber-zaak beantwoordde de Hoge Raad vragen over het negende criterium uit het Deliveroo-arrest, namelijk het ‘ondernemerschap’. In welke mate is van belang of een werkende zich als ondernemer gedraagt in het economisch verkeer? De Hoge Raad heeft bepaald dat dit een volwaardig criterium is bij de beoordeling van de arbeidsrelatie. Dit kan in de praktijk verstrekkende gevolgen hebben, waarbij twee personen die precies hetzelfde werk doen voor dezelfde onderneming, juridisch gezien anders beschouwd worden: de een kan een ‘echte’ werknemer zijn terwijl de ander als opdrachtnemer cq ZZP-er wordt aangeduid.
Het Uber-arrest zal waarschijnlijk gevolgen hebben voor het handhavingsbeleid van de Belastingdienst. Ook zal de wetgever het wetsvoorstel voor de wet Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) naar verwachting moeten gaan aanpassen, nu het de vraag is of het toetsingskader uit het wetsvoorstel nog wel overeenkomt met het recente arrest van de Hoge Raad.
De minister van SZW en de staatssecretaris voor Fiscaliteit hebben inmiddels Kamervragen beantwoord over de beoordeling van schijnzelfstandigheid door de Belastingdienst. Ze bevestigen dat ook het criterium van extern ondernemerschap wordt meegenomen in het wetsvoorstel Vbar.
Niet alleen de ZZP-ers zelf, maar ook degenen die in de praktijk te maken hebben met (het werken met) ZZP-ers snakken naar duidelijkheid. Helaas laten de ontwikkelingen zien dat de discussie over de status van werkenden nog (lang niet?) afgedaan is, met mogelijk serieuze gevolgen.