2 april 2019 – Let op verval- en verjaringstermijnen van vakantiedagen
In de Nederlandse wet is geregeld dat de aanspraak van een werknemer op wettelijke vakantiedagen vervalt na verloop van zes maanden. Dat betekent bijvoorbeeld dat de in 2018 opgebouwde vakantiedagen vervallen per 1 juli 2019. Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.
Het Hof van Justitie heeft in een uitspraak van 6 november 2018 beslist dat een werkgever uitsluitend een beroep kan doen op deze wettelijke regeling als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat een werknemer – als de juridisch zwakkere partij – moet worden beschermd tegen de werkgever die er op uit is om een werknemer zijn vakantiedagen niet te laten opnemen.
Wat moet de werkgever doen?
- Hij moet de werknemer duidelijk informeren over het tegoed aan vakantiedagen.
- Hij moet de werknemer tijdig laten weten wanneer het vakantietegoed vervalt als het niet wordt opgenomen. “Tijdig” is dan op het moment dat de werknemer nog voldoende tijd heeft om het tegoed alsnog op te nemen.
- De werkgever moet de werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid bieden zijn vakantiedagen op te nemen en hem er zo nodig formeel – en schriftelijk – ook toe aanzetten om dat te doen.
De werkgever moet kunnen bewijzen dat hij aan deze voorwaarden heeft voldaan. Heeft hij niet aan deze voorwaarden voldaan of kan hij bij ontkenning door de werknemer het bewijs niet leveren, dan kan de werkgever – op basis van de Nederlandse wettelijke regeling – geen beroep doen op het verval van de aanspraak op vakantiedagen.
Hiermee wordt het belang onderstreept van het bijhouden van een deugdelijke vakantieadministratie. Cruciaal is dat de werknemer zorgvuldig en tijdig over zijn of haar vakantiedagentegoed wordt geïnformeerd, en tevens over het tijdstip waarop de aanspraak vervalt. Als de werknemer toch geen vakantiedagen (of –uren) opneemt zal de werkgever de werknemer schriftelijk moeten aansporen om wel het vakantietegoed op te nemen.