23 februari 2023 – Geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op beëindiging dienstverband
Feiten
Een werknemer is sinds 6 juni 2011 in dienst bij de werkgever als Teamleider Bagage op Schiphol. Bij e-mail van 29 juni 2022 uit de werknemer zijn frustratie over zijn leidinggevende en eindigt het bericht (letterlijk) met “Bijdeze dien ik mijn ontslag in!”. De werknemer verschijnt op 30 juni 2022 op zijn werk en verricht zijn werkzaamheden. Op 11 en 13 juli 2022 vinden er gesprekken plaats tussen partijen, waarbij de werkgever aangeeft de werknemer aan zijn ontslagname te willen houden. Bij e-mail van 13 juli 2022 bericht de werknemer: “Ik heb door te zeggen dat ik ‘’mijn ontslag in dien’’, uit emotie gehandeld!! Ik zie daarom af van ontslag (…).” De werknemer heeft vanaf augustus 2022 geen loon meer ontvangen. De werknemer start daarop een gerechtelijke procedure.
Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt voorop dat de zinsnede ‘Bijdeze dien ik mijn ontslag in!’ in eerste instantie aan duidelijkheid niet(s) te wensen over laat; deze boodschap moet echter wel in de context van de rest van de tekst van de e-mail worden geplaatst. Vaststaat dat de werknemer gefrustreerd was op het moment dat hij deze e-mail schreef en dan met name over zijn positie binnen de organisatie. Gezien de strekking en de toonzetting van de volledige e-mail van 29 juni 2022 is het voldoende duidelijk dat de werknemer deze e-mail in een emotionele gemoedstoestand heeft geschreven. Dat de werkgever dit ook wist, wordt onderschreven door de reactie van de leidinggevende die schrijft dat hij ‘de emotie begrijpt’.
Dat de wil van de werknemer niet gericht was op de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, maar juist op de voortzetting op basis van een hogere functie tegen een beter loon, is voor de werkgever in ieder geval duidelijk geworden tijdens het gesprek op 11 juli 2022. Tijdens dat gesprek werd al snel duidelijk dat de insteek van het gesprek was om de voorwaarden van het dienstverband (en dus niet de beëindiging daarvan) te bespreken. De werkgever heeft daartegenover verklaard dat zij het gesprek van 11 juli 2022 enkel wilde hebben over het einde van het dienstverband. Daarmee staat vast dat partijen met een andere verwachting het gesprek van 11 juli 2022 zijn ingegaan. Dat de wil van de werknemer nooit gericht was op de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst is volgens hem in de gesprekken van 11 en 13 juli 2022 naar voren gebracht. Ondanks het feit dat de werkgever deze stelling betwist, staat in ieder geval vast dat de werknemer dit bij e-mail van 13 juli 2022 aan de werkgever duidelijk heeft gemaakt. Het gegeven dat de werknemer op 30 juni 2022 zijn werkzaamheden heeft voortgezet en verder geen woord meer over zijn opzegging heeft gezegd, leidt niet tot een andere conclusie, aldus de kantonrechter.
De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat de werknemer deze e-mail in een emotionele gemoedstoestand heeft geschreven. De werkgever heeft niet onderzocht of de werknemer daadwerkelijk de bedoeling had de arbeidsovereenkomst op te zeggen.
Als gevolg daarvan worden de – door de werknemer gevorderde – wedertewerkstelling en loonvordering toegewezen. De betreffende uitspraak is hier te vinden.