20 augustus 2023 – Recent arrest van het gerechtshof over “dringend eigen gebruik” van verhuurde woonruimte

Twee jaar geleden heb ik een nieuwsitem geplaatst over “dringend eigen gebruik” van een verhuurde woonruimte. Ik gaf toen aan dat het bepaald niet makkelijk is om aan te tonen dat voldaan is aan dat – in de wet geregelde – criterium.  Daarbij haalde ik een uitspraak aan van de kantonrechter Utrecht, waarbij ik de huurder had bijgestaan.

De verhuurder in die betreffende kwestie is destijds in hoger beroep gegaan, waarbij ik de huurder wederom heb bijgestaan. Procederen duurt doorgaans lang, en uiteindelijk is er op 11 juli jl. uitspraak gedaan. Ook het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden was van mening dat, gelet op alle omstandigheden, geen sprake was van “dringend eigen gebruik”. Omdat de uitspraak in eerste aanleg (= van de kantonrechter) destijds gepubliceerd is, is ook de uitspraak van het gerechtshof gepubliceerd. Zoals te lezen, is het prettig dat ook de uitspraak in hoger beroep duidelijk gemotiveerd is.

Bij vragen over “dringend eigen gebruik”, dan wel over andere aspecten van het huurrecht, ben ik bereikbaar. Nog steeds sta ik zowel huurders als verhuurders bij.

18 juli 2023 – De wet ‘Meer zekerheid flexwerkers’ in internetconsultatie

De wet ‘Meer zekerheid flexwerkers’ is op 9 juli 2023 in internetconsultatie gegaan. Het is de eerste wet van het in april 2023 door de overheid gepresenteerde pakket met maatregelen met als doel zekerheid voor werkenden en meer wendbaarheid voor ondernemers. In de wet staan strengere regels voor tijdelijke contracten en een versterking van de positie van oproep- en uitzendkrachten.

Zowel de vakbonden als de werkgeversorganisaties steunen het voorgestelde pakket. De kans is dus groot dat de wet uiteindelijk zal worden aangenomen. De internetconsultatie staat tot 4 september 2023 open.

25 juni 2023 – Aankomende arbeidsrechtelijke wijzigingen

Concurrentiebeding

Steeds vaker worden werknemers gehouden aan een concurrentiebeding. Hierdoor kunnen werknemers minder makkelijk van baan wisselen en werkgevers minder makkelijk mensen vinden. Het kabinet heeft daarom besloten het concurrentiebeding te moderniseren.
Het kabinet wil dat het op voorhand duidelijker wordt wanneer een concurrentiebeding kan worden opgenomen en ingeroepen door een werkgever. Dit voorkomt ook een gang naar de rechter.

Daarom is minister Van Gennip van plan de volgende wijzigingen uit te werken in een wetsvoorstel:
• Het concurrentiebeding wordt wettelijk begrensd in duur;
• Het concurrentiebeding moet geografisch worden afgebakend, specifiek en gemotiveerd in het contract;
• De werkgever moet in vaste contracten het zwaarwichtig bedrijfsbelang van een concurrentiebeding motiveren (dit geldt al voor tijdelijke arbeidscontracten);
• Als een werkgever een vertrekkende werknemer aan het concurrentiebeding houdt, moet de werkgever een vergoeding betalen aan de werknemer. Dit wordt een wettelijk bepaald percentage van het laatstverdiende salaris. Zo’n vergoeding zorgt ervoor dat werkgevers goed nadenken voordat ze het concurrentiebeding opnemen en inroepen.

Nogmaals: het gaat op dit moment om een wetsvoorstel, en bovengenoemde punten staan dus nog niet definitief vast.

 

Re-integratie

Het is belangrijk dat de re-integratie van zieke werknemers zo goed mogelijk verloopt. Werkgevers en werknemers dragen daarvoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het gesprek tussen de werknemer en de werkgever is daarbij een onmisbaar onderdeel. Om dat gesprek te bevorderen zijn werkgever en werknemer per 1 juli 2023 verplicht om hun visie op het re-integratietraject te geven.

Werkgevers en werknemers moeten hun mening over de re-integratie-afspraken op meerdere momenten vastleggen, zoals bij het opstellen en bijstellen van het gezamenlijke plan van aanpak en bij de eerstejaarsevaluatie. De visie is gericht op de kortere én de langere termijn; werkgever en werknemer kunnen haar regelmatig bijstellen als dat nodig is.
De nieuwe regeling legt vast wat nu vaak al de praktijk is. Zij is bedoeld om het gesprek over de re-integratie tussen werknemer en werkgever te bevorderen en zo bij te dragen aan een succesvol traject. De verplichting om de visies op het re-integratietraject toe te voegen geldt overigens alleen voor stukken die na 1 juli 2023 zijn opgesteld.

30 mei 2023 – Gevolgen kwalificatie uitzendovereenkomst

Wanneer sprake is van “uitzenden” leidt dit in de regel tot verplichte toepassing van de (in de regel) algemeen verbindende verklaarde ABU-cao en de verplichte aansluiting bij de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP). Daarnaast is ook de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (‘Waadi’) van toepassing. In art. 8 lid 1 Waadi staat dat de ter beschikking gestelde (ingeleende) arbeidskracht recht heeft op ten minste dezelfde arbeidsvoorwaarden als die welke gelden voor werknemers werkzaam in gelijke of gelijkwaardige functies in dienst van de onderneming waar de terbeschikkingstelling (inlening) plaatsvindt. In dit kader is ook het belemmeringsverbod, dat is opgenomen in art. 9a Waadi, van belang. Dit verbod houdt in dat het uitzendkrachten niet verboden mag worden om na afloop van de uitzending in dienst te treden bij de inlener waar de werkzaamheden voor zijn verricht. Daarnaast is in art. 9 Waadi opgenomen dat van de arbeidskracht geen ‘tegenprestatie’ jegens de uitlener mag worden bedongen. Indien een detacheringsovereenkomst in feite een uitzendovereenkomst is, geldt dat de ‘gedetacheerde’ niet belemmerd mag worden om na afloop van de detacheringsopdracht in dienst te treden bij de inlener (als deze inlener leiding en toezicht heeft uitgeoefend).

Het bijzondere aan de Waadi is dat de werking hiervan zich zelfs kan uitstrekken tot personen die in Nederland worden gezien als zelfstandigen (zzp’er) en die dus géén arbeidsovereenkomst hebben in de zin van art. 7:610 BW. Een zzp’er heeft mogelijk wel een ‘arbeidsverhouding’ in de zin van de Uitzendrichtlijn en kan daarmee alsnog onder het bereik van de Waadi vallen. Als een zzp’er via een bemiddelaar werkzaamheden verricht bij een derde en deze derde oefent leiding en toezicht uit over de zzp’er, is daarmee de Waadi van toepassing.

Of het nu uitzending, detachering, interim-opdrachten of consultancy-werkzaamheden wordt genoemd, cruciaal is de vraag of sprake is van terbeschikkingstelling aan een derde waarbij wordt gewerkt onder ‘leiding en toezicht’ van deze derde. Dit kan zelfs relevant zijn voor zzp’ers, indien zij worden bemiddeld door een detacheringsbureau. De juridische gevolgen kunnen groot zijn, dus vertrouw niet op het etiket, maar neem zelf de leiding en houd toezicht.

20 april 2023 – De toekomst van de arbeidsmarkt: gevolgen voor zelfstandigen

Zoals misschien al bekend heeft minister Van Gennip begin april haar plannen voor de toekomst van de arbeidsmarkt kenbaar gemaakt. Dit dossier is al jaren onderwerp van debat. Enkele hoofdlijnen van de plannen van de minister licht ik hierna toe.

Arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen (AOV)
De minister heeft voorgesteld om zelfstandigen zoals een ZZP-er verplicht een AOV te laten afsluiten. Deze verzekering kan een financieel vangnet bieden voor zelfstandigen die arbeidsongeschikt raken. Ook voorkomt een dergelijke verzekering dat ingeval een ZZP-er arbeidsongeschikt raakt het daarbij behorende risico op de samenleving wordt afgewenteld.

Voorkomen schijnzelfstandigheid
De arbeidsrelatie van zelfstandigen verschilt van die van werknemers. Dat is ook logisch en hoeft geen probleem te zijn. Voor de praktijk is het vaak lastig om vooraf duidelijk te hebben waar het onderscheid op gebaseerd is. De vraag of er sprake is van gezag is veelal de meest onduidelijke factor. Daarom zal dat begrip verder ingevuld gaan worden waarbij in ieder geval drie hoofdelementen worden toegelicht;

a) materiële ondergeschiktheid (denk aan toezicht en het geven van instructies);

b) de organisatorische inbedding van het werk en;

c) als contra-indicatie voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst: zelfstandig ondernemerschap binnen de arbeidsrelatie.

Daarnaast zal er een vermoeden van het bestaan van een arbeidsovereenkomst in de wet worden opgenomen indien de werkzaamheden tegen een bepaald tarief worden verricht. Gedacht wordt aan een tarief van omstreeks 35 euro per uur. Is het uurtarief lager dan dit bedrag, dan worden de werkzaamheden dus vermoed op basis van een arbeidsovereenkomst te zijn verricht.

Belangrijk is dat de brief van de minister nog geen wetswijziging tot gevolg gehad heeft. Sterker nog, pas in het voorjaar 2024 hoopt de minister een wetsvoorstel aan te kunnen bieden.

Omdat de inhoud van de brief tot stand gekomen is in nauw overleg met werkgevers- en werknemersorganisaties lijkt het wel aannemelijk dat grote delen van de plannen van de minister op enig moment wet zullen worden. Wordt vervolgd.

27 maart 2023 – Eerste Kamer neemt Wet goed verhuurderschap aan

De Eerste Kamer heeft op 21 maart jl. de Wet verhuurderschap aangenomen. De wet voorziet in een landelijke norm voor goed verhuurderschap, en geeft gemeenten bevoegdheden om ongewenste vormen van verhuurderschap te voorkomen en tegen te gaan. De bedoeling is dat de wet op 1 juli aanstaande in werking treedt.

23 februari 2023 – Geen duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op beëindiging dienstverband

Feiten
Een werknemer is sinds 6 juni 2011 in dienst bij de werkgever als Teamleider Bagage op Schiphol. Bij e-mail van 29 juni 2022 uit de werknemer zijn frustratie over zijn leidinggevende en eindigt het bericht (letterlijk) met “Bijdeze dien ik mijn ontslag in!”. De werknemer verschijnt op 30 juni 2022 op zijn werk en verricht zijn werkzaamheden. Op 11 en 13 juli 2022 vinden er gesprekken plaats tussen partijen, waarbij de werkgever aangeeft de werknemer aan zijn ontslagname te willen houden. Bij e-mail van 13 juli 2022 bericht de werknemer: “Ik heb door te zeggen dat ik ‘’mijn ontslag in dien’’, uit emotie gehandeld!! Ik zie daarom af van ontslag (…).” De werknemer heeft vanaf augustus 2022 geen loon meer ontvangen. De werknemer start daarop een gerechtelijke procedure.

Oordeel kantonrechter
De kantonrechter stelt voorop dat de zinsnede ‘Bijdeze dien ik mijn ontslag in!’ in eerste instantie aan duidelijkheid niet(s) te wensen over laat; deze boodschap moet echter wel in de context van de rest van de tekst van de e-mail worden geplaatst. Vaststaat dat de werknemer gefrustreerd was op het moment dat hij deze e-mail schreef en dan met name over zijn positie binnen de organisatie. Gezien de strekking en de toonzetting van de volledige e-mail van 29 juni 2022 is het voldoende duidelijk dat de werknemer deze e-mail in een emotionele gemoedstoestand heeft geschreven. Dat de werkgever dit ook wist, wordt onderschreven door de reactie van de leidinggevende die schrijft dat hij ‘de emotie begrijpt’.
Dat de wil van de werknemer niet gericht was op de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, maar juist op de voortzetting op basis van een hogere functie tegen een beter loon, is voor de werkgever in ieder geval duidelijk geworden tijdens het gesprek op 11 juli 2022. Tijdens dat gesprek werd al snel duidelijk dat de insteek van het gesprek was om de voorwaarden van het dienstverband (en dus niet de beëindiging daarvan) te bespreken. De werkgever heeft daartegenover verklaard dat zij het gesprek van 11 juli 2022 enkel wilde hebben over het einde van het dienstverband. Daarmee staat vast dat partijen met een andere verwachting het gesprek van 11 juli 2022 zijn ingegaan. Dat de wil van de werknemer nooit gericht was op de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst is volgens hem in de gesprekken van 11 en 13 juli 2022 naar voren gebracht. Ondanks het feit dat de werkgever deze stelling betwist, staat in ieder geval vast dat de werknemer dit bij e-mail van 13 juli 2022 aan de werkgever duidelijk heeft gemaakt. Het gegeven dat de werknemer op 30 juni 2022 zijn werkzaamheden heeft voortgezet en verder geen woord meer over zijn opzegging heeft gezegd, leidt niet tot een andere conclusie, aldus de kantonrechter.

De kantonrechter oordeelt dat geen sprake is van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring gericht op de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat de werknemer deze e-mail in een emotionele gemoedstoestand heeft geschreven. De werkgever heeft niet onderzocht of de werknemer daadwerkelijk de bedoeling had de arbeidsovereenkomst op te zeggen.

Als gevolg daarvan worden de – door de werknemer gevorderde – wedertewerkstelling en loonvordering toegewezen. De betreffende uitspraak is hier te vinden.

30 januari 2023 – Eerste Kamer stemt in met Wet bescherming klokkenluiders

De Eerste Kamer heeft op 24 januari 2023 ingestemd met het voorstel voor de Wet bescherming klokkenluiders, dat de Wet Huis voor klokkenluiders vervangt. Eén van de gevolgen is dat meer werkgevers een interne meldprocedure voor (vermoedens van) misstanden moeten hebben.

Volgens de huidige Wet Huis voor klokkenluiders moeten de werkgevers bij wie in de regel minstens 50 personen werkzaam zijn al een interne meldprocedure hebben voor het omgaan met het melden van vermoedelijke misstanden binnen hun organisatie. Volgens de huidige Wet Huis voor klokkenluiders tellen hierbij behalve de werknemers of ambtenaren, ook uitzendkrachten mee die minstens twee jaar in dienst zijn. In de nieuwe situatie tellen bij het bepalen van het aantal van 50 personen daarnaast ook vrijwilligers en stagiairs mee, mits zij een vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Dat betekent dat de verplichting om een interne meldprocedure vast te stellen voor meer werkgevers gaat gelden.

Meer informatie (van de overheid) is te vinden via deze link

12 november 2022 – Contracteren: oplopende levertermijnen en hogere inkoopprijzen

Veel sectoren hebben de laatste jaren te maken met leveringsproblemen en/of hogere kostprijzen. Wat kunnen leverancier en afnemer doen?

In vrijwel ieder contract wordt de (beoogde) leverdatum afgesproken. Als die leverdatum niet wordt gehaald, dan geldt in een notendop:

1. Kan de leverancier zich beroepen op overmacht? Zo ja, dan is de leverancier in principe niet schadeplichtig in verband met de te late levering.

2. Staat de contractuele leverdatum vast (ook wel ‘fatale termijn’ genoemd)? De leverancier is dan automatisch in verzuim als die fatale termijn / datum niet wordt gehaald. De afnemer kan het contract dan direct ontbinden. Bij ontbinding moeten de eerder verrichte handelingen worden teruggedraaid. Als de leverancier geen beroep kan doen op overmacht, is de leverancier schadeplichtig wanneer een fatale leverdatum niet wordt gehaald.

3. Als de overeengekomen leverdatum niet fataal is, dan moet naar de contractuele afspraken worden gekeken. Als het contract geen spelregels voor verlenging van de leverdatum bevat, dan kan de afnemer de leverancier in gebreke stellen door een redelijke termijn voor levering te geven. Als die laatste datum niet wordt gehaald door de leverancier, dan is er sprake van verzuim en ontstaat het recht op ontbinding en eventueel schadevergoeding.

De verkoopprijs is een essentieel onderdeel van ieder contract waarin producten en/of diensten worden verkocht. Als de leverancier wordt geconfronteerd met hogere kosten, dan geldt kort gezegd het volgende:

1. Het uitgangspunt is dat kosten variëren en dat leveranciers daar rekening mee moeten houden bij de vaststelling van verkoopprijzen. Zelfs als een contractueel prijswijzigingsbeding is overeengekomen, zal in de regel niet iedere stijging van kosten bij de afnemer in rekening gebracht kunnen worden.

2. De mogelijkheid om de prijs te wijzigen hangt vooral af van de overeengekomen afspraken. Soms worden nadrukkelijk vaste prijzen afgesproken. In andere contracten bedingt de leverancier het recht om de prijs te verhogen. Als er geen contractuele afspraken zijn gemaakt, dan bevat de wet in artikel 7:758 BW voor aannemers van werk het recht om prijzen te verhogen vanwege kostenverhogende omstandigheden. Voor andere contracten bestaat geen specifiek wettelijk recht op verhoging van prijzen.

3. Als er geen prijswijzigingsbeding is overeengekomen, dan kan de leverancier (inclusief aannemers) een prijswijziging onder omstandigheden baseren op het algemene wettelijke leerstuk ‘onvoorziene omstandigheden’. Dit leerstuk is bedoeld voor extreme situaties waarin zich omstandigheden voordoen waarmee geen rekening is gehouden in de overeenkomst, en waardoor onverkorte toepassing van de overeenkomst voor de leverancier tot een “onredelijke” uitkomst zal leiden.
Als er wel een prijswijzigingsbeding is overeengekomen, dan kan de leverancier de prijs wijzigen conform de gemaakte afspraken. Als dat tot onredelijke uitkomsten leidt, dan zou de afnemer een beroep kunnen doen op het algemeen wettelijk leerstuk van de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid.

Er valt uiteraard veel meer te melden. Bij vragen over bovenstaande ben ik graag bereikbaar.

14 september 2022 – Wetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’

Op 5 juli 2022 is het wetsvoorstel ‘Wet werken waar je wilt’ aangenomen door de Tweede Kamer. Met dit wetsvoorstel zal het voor werknemers eenvoudiger moeten worden om zowel op de werklocatie als vanuit huis te werken. Hoewel het wetsvoorstel – voorafgaande aan de inwerkingtreding – eerst nog door de Eerste Kamer moet worden aangenomen, stip ik het alvast aan.

Een dergelijk verzoek kan momenteel op iedere grond worden afgewezen. Met de beoogde wetswijziging is dat alleen nog mogelijk na een belangenafweging van “alle omstandigheden van het geval”. De bedoeling is dat het belang van de werknemer moet prevaleren boven het belang van de werkgever.

We wachten de ontwikkelingen af.